Pagina's

zaterdag 9 juli 2011

Ideologie en praktijk

Gaan we ‘terug naar de tijd vóór de grote ideologieën?’ Zal het nieuwe midden gevuld worden met ‘een behoefte aan traditie in combinatie met politieke bescheideheid’? Krijgen we ‘een conservatisme op kousenvoeten’? Het zijn Martin Sommers ‘nieuwe woorden’ (volkskrant 9-7-2011) naar aanleiding van een brief die ik hem stuurde. (zie mijn blog van 4-7). Ik denk het niet. De tijd is rijp voor nieuw ideologisch vuur. De vraag is alleen of de bestaande politieke partijen dragers worden van dit vuur, of dat er nieuwe politieke partijen zullen ontstaan, zoals de Relatiepartij. Dat hangt sterk af voor de verbeeldingskracht die de oude partijen kunnen mobiliseren voor de revitalisering van hun idealen.

Neem bijvoorbeeld de bijdrage van Paul de Beer aan het PvdA project ‘Van waarde’ (S&D mei/juni 2011). Zijns inziens dient de nieuwe sociaal democratische benadering van de bestaanszekerheid aan drie eisen te voldoen: een acceptabel minimum inkomensniveau, bevordering van de arbeidsparticipatie en het voorkomen van segmentering van de arbeidsmarkt. Als de overheid werkzekerheid (boven baanzekerheid) zou kunnen garanderen zou aan alle drie de eisen worden voldaan. Helaas stelt De Beer dat ‘werkzekerheid niet te garanderen valt  - behalve in een centraal geleide communistische economie’. Dat is typisch voorbeeld van een gebrek aan verbeeldingskracht. Het is heel goed mogelijk werkzekerheid te garanderen zonder dat de overheid per individu gaat voorschrijven waar hij of zij moet werken. Dat kan door middel van het idee van ‘verhandelbare arbeidsrechten’ (een van de kernthema’s van de Relatiepartij). De overheid verdeelt de beschikbare arbeidstijd gelijk over de bevolking (niet veel ingewikkelder dan de invoering van een OV-chipcard). Een uur arbeidsrecht is de zekerheid van een uur werk. Burgers zijn echter vrij hoe, waar en wanneer ze deze arbeidsrechten gebruiken. Arbeidsrechten kunnen economisch verhandeld worden. Mensen die vinden dat ze te weinig arbeidsrechten hebben kunnen arbeidsrechten kopen van mensen die arbeidsrechten ‘over’ hebben. Er ontstaat dus een ‘kapitalistische’ markt rondom werkgelegenheid.

Het ‘communistische’ element in dit idee is dat de overheid ingrijpt in de verdeling van arbeidstijd (is niet gelijk aan arbeid).  Dat is in essentie de ideologische kern, waar de politieke strijd om zal gaan. Maar veel hangt hoe je dit verder uitwerkt. (Voor een uitgebreide uitwerking van dit idee verwijs ik naar mijn boek ‘De Relatiepartij). Het idee wordt al veel minder ‘communistisch’ als je het laten samen gaan met een opheffen van inkomensbeleid (uit betaalde arbeid) in het bijzonder met de afschaffing van de loonbelasting.

Kern van mijn betoog is dat de gedachte van ‘verhandelbare arbeidsrechten’ een sterke ideologische kracht bezit die aanspreekt of afstoot. Beter is het voor het ontwerpen van je nieuwe idealen, daar op in te zetten, dan op de, op zich zinvolle maatregelen die Paul de Beer in zijn verhaal voorstelt, (algemene basisverzekering, verhoging minimum inkomen,  ‘activering’ van de sociale zekerheid, Earned Income Tax Credit, aangepaste arbeidskorting, werkloosheidspremie afhankelijk van aantal  jaren in dienst). Het samengestelde effect van deze ‘vanuit de praktijk ingegeven’ maatregelen is maar een fractie van het effect van het idee van ‘verhandelbare arbeidsrechten’ . Kortom, eerst de ideologie, dan de praktijk.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten