Pagina's

zondag 19 februari 2012

Hoe dicht ik de kloof tussen burger en bestuur? Om te beginnen bij de gemeente?


Er is ongetwijfeld veel aan te merken op de huidige politicus: Gebrek aan idealen, gebrek aan leidersschap, gebrek aan overtuigingskracht, gebrek aan visie. Maar de echte denkfout is om deze gebreken aan de personen te koppelen in plaats van aan het systeem. Politici zijn ook  maar gewone mensen die de pech hebben opgesloten te zitten in een systeem en dat niet meer  bij onze samenleving aansluit. Overigens zien veel politici zelf dat niet zo problematisch in. En diegene die hier wel een probleem onderkenden (zoals Felix Rottenberg die nieuw bloed in de kamer bracht) rekenden buiten de weerbarstigheid van het politieke systeem: je kunt nog zulke goede politici naar voren schuiven, als het stelsel zelf niet veranderd dan zal die politicus (uitzonderingen daargelaten) uiteindelijk weer aan de normen en regels van het systeem conformeren. Het is geen structurele oplossing voor de kloof tussen burger en bestuur.

 Daarom zeg ik, als we politici willen krijgen die wel in staat zijn de kloof tussen burger en bestuur te dichten dan is de zullen op de eerste plaats stelselwijzigingen nodig zijn. Natuurlijk moet die stelselwijzigingen wel passend zijn. En dat betekent in ons geval: een radicale hervorming van de bestuurlijke organisatie van Nederland.

Neem het lokale bestuur: de gemeente. Iedereen die de laatste decennia de voorstellen rondom de bestuurlijke organisatie van Nederland heeft gevolgd, kent de analyse van de problematiek: Gemeenten hebben beheer en uitvoering van beleid aan vele gesubsidieerde instellingen overdragen. Het sturen op hoofdlijnen gaat moeizaam. Prestatie-afspraken verzanden in nieuwe bureaucratie. De praktijk is dat er vele ‘koninkrijkjes’ zijn die met verve hun eigen budgettaire ruimte verdedigen.

Voor sommige taken zijn de gemeenten te klein geworden. Daarom zijn de regionale samenwerkingsvormen met andere gemeenten enorm gegroeid. Ook hier zegeviert de verkokering: geld en macht worden aan functionele deelproblemen gekoppeld. Een integraal beleid en een integrale afweging zijn bijna onmogelijk geworden.

De grote verschillen in inwonersaantallen van gemeenten maken de zaak nog complexer. In grote steden is er een extra bestuurslaag bijgekomen: het stadsdeel. Deze is sterk afhankelijk van de centrale stad. De conclusie van de analyse: De macht is duizendvoudig versnipperd en bijna onherkenbaar geworden. De bestuurlijke organisatie van Nederland is een volstrekt ondoorzichtig pandemonium geworden.

Hoe zou een nieuw lokaal bestuur er moeten zien? Allereerst het takenpakket van de gemeente: er hoort een samenhangend takenpakket, een heldere bestuurlijke structuur met eigen beslissingsruimte (lees: een eigen belastinggebied). Kerntaak van de nieuwe gemeente is de takencluster rondom de mens: welzijn, zorg, onderwijs, hulpverlening, werk, veiligheid, kinderopvang e.a. De mens is norm en maatstaf voor die nieuwe gemeente.

De sleutelwoorden van de reorganisatie van het lokale niveau zijn functionele ontkokerering, wijkgericht werken, en individueel maatwerk. Waar moet je dan aan denken: bijvoorbeeld aan multifunctionele wijk of buurtteams aangestuurd door een gemeentebestuur. Per buurt hoort een politieagent, welzijnswerker, een leerplichtambtenaar, een zorgindicator, een jeugdhulpverlener, een gezinsvoogd en wat al niet meer nodig is in de betreffende wijk samen in één gebouw te zitten onder een directe leiding van een buurtmanager. Deze ambtenaren en semi-ambtenaren overleggen dagelijks over het wel en wee van de buurt, ontwikkelen gebaseerd op eigen ervaringen een samenhangend sociaal beeld tot op individueel niveau. Deze teams vormen de decentrale eenheden die het gemeentelijke beleid uitvoeren. Elke team heeft een eigen manager en budget en maximale beleidsvrijheid op de specifieke problemen met zijn team op te lossen. Het lijkt simpel, maar een dergelijk ‘functionele ontkokering’ vereist een complete aardverschuiving in de lokale bestuurlijke organisatie.

Bij dit takenpakket hoort een gemeente die niet groter maar ook niet kleiner is dan veertig- tot zestigduizend inwoners. De minimumomvang is nodig om een redelijk potentieel van geschikte volksvertegenwoordigers te kunnen voortbrengen. (zie hieronder).

 Kijken we naar het bestuur zelf dan is er een dubbelslag te maken. De eerste slag is vier jaar geleden gestart met de dualisering van het lokale bestuur.  De tweede slag is helaas gestrand in de eerste kamer: de gekozen burgermeester.  Dualisering zonder een gekozen burgermeester is een gedrocht. Het is een onduidelijk systeem dat voor raadsleden (laat staan de burger) nauwelijks te begrijpen is. In de Raad speelt het monisme nog steeds een grote rol. De Raad stelt de kaders vast. Het gevolg: begrotingsbehandelingen op hoofdlijnen die niemand bevredigen. Eeuwige competentiekwesties. De partijen die zitting hebben in B&W binden zich aan een collegeakkoord wat vele oude monistische reflexen oplevert. De kaderstelling zou daarom uit het takenpakket van de Raad geschrapt moeten worden zodat raadsleden explicieter volksvertegenwoordigers en daarmee belangenbehartigers kunnen worden. Het uit te voeren collegeprogramma zal door de gekozen burgermeester moeten worden opgesteld en is mede inzet van zijn verkiezingen. Dat maakt de zaken helder.

Die dubbele stem van de burger: een voor de gekozen burgemeester die natuurlijk zijn eigen team van wethouders behoort te kunnen samenstellen, en een voor de volkvertegenwoordiging is van vitaal belang voor het dichten van de kloof.

Momenteel is er grote onvrede bij de burgers over bestuur en volksvertegenwoordiging. De onvrede zie je terug in de oprichting van vele buurtgroepen, actiegroepen, bewonersplatforms en protestbewegingen die in lange hoorzittingen en inspraaksessie bestuur en volksvertegenwoordiging op hun hand proberen te krijgen. Niet zelden lopen ze stuk op de bureaucratische muren van overheid en bestuur. In het nieuwe systeem zal de stem van de burger worden opgepakt door de nieuwe volksvertegenwoordiger. Dat zal even wennen zijn. Er zullen felle discussies tussen Raad en College ontstaan. Maar het is beter die discussie in een gereguleerde bestuurlijke omgeving te hebben dan, zoals nu het geval is, ‘buiten het bestuur’ om waarbij het wantrouwen van de burgers richting bestuur alsmaar toeneemt.

Na enkele jaren dualisering in de praktijk zien we voorzichtig dat Raadsleden weer iets van die rol op zich nemen. De besluitvorming in de Raad, die vroeger meestal een rituele dans was wordt nu steeds ongewisser. Wethouders worden sneller naar huis gestuurd. De Raad wordt ‘onberekenbaarder’. Dat  is de prijs die we moeten betalen voor een ander belangrijk goed: betrokkenheid van kiezer bij het bestuur. Die betrokkenheid komt direct tot uitdrukking in de standpunten die Raadsleden verwoorden. Zij zullen meer de vertolkers worden van het burgerlijke verzet tegen beleidsvoorstellen. Daarmee zal een belangrijk deel van het  burgerlijk activisme, dat nu nauwelijks bestuurlijk is ingekaderd, naar het raadsdebat terug worden gedirigeerd. Burgers zullen weer het idee krijgen dat hun stem ook een bestuurlijke klank krijgt. En zo hoort het ook.

Maar de keerzijde is ook duidelijk. B&W zullen onder het regiem van dualisering steeds meer moeite krijgen beleidsvoorstellen door de Raad te krijgen. Dat vraagt niet alleen om goede bestuurders maar tegenover de ‘onberekenbare’ Raad zal ook een Dagelijks Bestuur moeten staan dat als eenheid kan opereren, een hecht team van bestuurders dat ook een eigen mandaat heeft. En precies dat wordt gerealiseerd met het voorstel voor een gekozen burgermeester. De burger krijgt twee stemmen, een voor de burgermeester en één voor de gemeenteraad. En dat schept nieuwe verhoudingen in de lokale politiek en dicht de kloof tussen burger en bestuur.