Pagina's

maandag 31 december 2012

Sociaal leenstelsel versus basisbeurs: langetermijneffecten


Het kabinet heeft besloten de basisbeurs af te schaffen en te vervangen door een sociaal leenstelsel. De gedachtegang achter deze wijziging lijkt te zijn, afgezien van het feit dat het kabinet er een bezuiniging mee realiseert, dat studenten na hun studie een hoger inkomen zullen ontvangen en dat het dus reëel is om de kosten van de studie daarmee terug te betalen. Door een lening te nemen investeert de student in zijn toekomst en die investering zal zich dubbel en dwars terug betalen. Mocht onverhoopt de afgestudeerde student toch geen goede baan vinden, kan de schuld (deels) worden kwijtgescholden. Daarom ook spreken van een sociaal leenstelsel. Een ander verschil met lenen bij een bank is dat de overheid geen ‘winst’ hoeft te maken op zijn lening. Er is geen rente nodig. Hooguit kan een inflatiecorrectie kunnen worden toegepast op de ‘waarde’ van de lening te gelijk te laten.

Het lijkt logisch en verdedigbaar maar ik vind het voor de lange termijn, in een meer brede sociale context een ernstige achteruitgang. Het sociale leenstelsel zegt tegen de student: uw studie is een investering in uzelf. U zult er de winst van proeven, maar dan moet u ook nu de kosten van dragen. Het richt zich op kwaliteiten zoals ‘eigenbelang’, ‘egoïsme’, ‘wordt rijk’. Het ‘verschraalt’ de keuzeafwegingen van studenten. Studenten die niet in staat zijn om het geld terug te betalen krijg de schuld kwijtgescholden. Maar eigenlijk zegt het sociale leenstelsel hier: u hebt gefaald. De overheid zal u geen molensteen om de hals leggen, maar de schuld kwijtschelden. Maar pas op, wat u verder doet. U staat in de ‘schuld’ bij de overheid. Het geeft de student een schuldgevoel en verslechtert de relatie tussen individu en overheid.

Deze neveneffecten zullen op de lange termijn veel negatiever uitpakken dan de korttermijn winst van de bezuiniging. De basisbeurs zegt iets heel anders: de overheid geeft u geld om te gaan studeren want uw studie is winst voor uzelf en de overheid. Hoe uw studie uitpakt weet ik niet, maar onderwijs zal het individuen en de samenleving, in de een of andere vorm, ten goede komen. Het brengt de samenleving naar een hoger plan. En het versterkt de band tussen individu en samenleving. 

zaterdag 2 juni 2012

Slappe Hap.


Wat  is de Nederlandse politiek toch een slappe hap! 4 van de 5 partijen van het lente-akkoord wil het schrappen van de reiskostenaftrek alweer ongedaan maken (Volkskrant 2 juni). Het lijkt er op dat de partijen nu vinden dat ze ‘een beetje dom’ waren. Ze hebben de gevolgen niet goed ingeschat. Ligt er dan geen enkele politieke argumentatie aan ten grondslag?
Het argument van ‘vergroenen’ wordt in het NRC commentaar van 2 juni als ‘te theorisch’ weggezet. Pardon? Politiek is theorie! Politici behoren geen boekhouders te zijn. En Ja, het doet pijn als burgers geld moet inleveren, maar laten we nou niet doen alsof we keuzes kunnen maken die burgers geen pijn doen! Het probleem van Nederland is dat een boekhoudersmentaliteit een zeer slechte raadgever is als het gaat om invullen van bezuinigingen. Visie is vereist.

Nogmaals het NRC commentaar: Er zijn principiele redenen om de aftrek in stand te houden: een reiskostenvergoeding is geen inkomen! Aardig voor de fiscale fijnslijper, maar hier gaat het toch echt om het gebrek aan politieke theorie. Ik schaam me bijna om deze maatregel als burger te moeten verdedigen.

Deze maatregel is volgens mij gewenst, ten eerste omdat forensen, in tegenstelling tot werklozen een inkomen en een vergoeding ontvangen en deze bezuiniging (moeten) kunnen dragen, ten tweede omdat ik vind dat in het aantal woon-werk-kilometers moet worden verminderd. Af en toe thuiswerken, af en toe naar het werk fietsen is goed voor het milieu en de gezondheid. Een politieke visionair zou er dit aan toe kunnen voegen: in een duurzame samenleving dienen wonen en werken dienen  veel dichter bij elkaar plaats te vinden; tegelijkertijd, omwille van de dynamiek, moet men veel sneller van baan/huis (kunnen) wisselen. Gemiddeld een keer per 6 jaar verhuizen en/of van baan veranderen maakt de samenleving sterker vanuit sociaal en  individueel oogpunt. (nu: 1 keer per 10 jaar). Uiteraard moeten arbeidsmarkt en woningmarkt daarvoor worden aangepast. Deze maatregel is een eerste stap: we schaffen niet alleen een  ‘subsidie’ af op het scheiden van werken en wonen, er wordt ook een ‘subsidie’ voor het werken in de Randstad weggenomen.

zondag 19 februari 2012

Hoe dicht ik de kloof tussen burger en bestuur? Om te beginnen bij de gemeente?


Er is ongetwijfeld veel aan te merken op de huidige politicus: Gebrek aan idealen, gebrek aan leidersschap, gebrek aan overtuigingskracht, gebrek aan visie. Maar de echte denkfout is om deze gebreken aan de personen te koppelen in plaats van aan het systeem. Politici zijn ook  maar gewone mensen die de pech hebben opgesloten te zitten in een systeem en dat niet meer  bij onze samenleving aansluit. Overigens zien veel politici zelf dat niet zo problematisch in. En diegene die hier wel een probleem onderkenden (zoals Felix Rottenberg die nieuw bloed in de kamer bracht) rekenden buiten de weerbarstigheid van het politieke systeem: je kunt nog zulke goede politici naar voren schuiven, als het stelsel zelf niet veranderd dan zal die politicus (uitzonderingen daargelaten) uiteindelijk weer aan de normen en regels van het systeem conformeren. Het is geen structurele oplossing voor de kloof tussen burger en bestuur.

 Daarom zeg ik, als we politici willen krijgen die wel in staat zijn de kloof tussen burger en bestuur te dichten dan is de zullen op de eerste plaats stelselwijzigingen nodig zijn. Natuurlijk moet die stelselwijzigingen wel passend zijn. En dat betekent in ons geval: een radicale hervorming van de bestuurlijke organisatie van Nederland.

Neem het lokale bestuur: de gemeente. Iedereen die de laatste decennia de voorstellen rondom de bestuurlijke organisatie van Nederland heeft gevolgd, kent de analyse van de problematiek: Gemeenten hebben beheer en uitvoering van beleid aan vele gesubsidieerde instellingen overdragen. Het sturen op hoofdlijnen gaat moeizaam. Prestatie-afspraken verzanden in nieuwe bureaucratie. De praktijk is dat er vele ‘koninkrijkjes’ zijn die met verve hun eigen budgettaire ruimte verdedigen.

Voor sommige taken zijn de gemeenten te klein geworden. Daarom zijn de regionale samenwerkingsvormen met andere gemeenten enorm gegroeid. Ook hier zegeviert de verkokering: geld en macht worden aan functionele deelproblemen gekoppeld. Een integraal beleid en een integrale afweging zijn bijna onmogelijk geworden.

De grote verschillen in inwonersaantallen van gemeenten maken de zaak nog complexer. In grote steden is er een extra bestuurslaag bijgekomen: het stadsdeel. Deze is sterk afhankelijk van de centrale stad. De conclusie van de analyse: De macht is duizendvoudig versnipperd en bijna onherkenbaar geworden. De bestuurlijke organisatie van Nederland is een volstrekt ondoorzichtig pandemonium geworden.

Hoe zou een nieuw lokaal bestuur er moeten zien? Allereerst het takenpakket van de gemeente: er hoort een samenhangend takenpakket, een heldere bestuurlijke structuur met eigen beslissingsruimte (lees: een eigen belastinggebied). Kerntaak van de nieuwe gemeente is de takencluster rondom de mens: welzijn, zorg, onderwijs, hulpverlening, werk, veiligheid, kinderopvang e.a. De mens is norm en maatstaf voor die nieuwe gemeente.

De sleutelwoorden van de reorganisatie van het lokale niveau zijn functionele ontkokerering, wijkgericht werken, en individueel maatwerk. Waar moet je dan aan denken: bijvoorbeeld aan multifunctionele wijk of buurtteams aangestuurd door een gemeentebestuur. Per buurt hoort een politieagent, welzijnswerker, een leerplichtambtenaar, een zorgindicator, een jeugdhulpverlener, een gezinsvoogd en wat al niet meer nodig is in de betreffende wijk samen in één gebouw te zitten onder een directe leiding van een buurtmanager. Deze ambtenaren en semi-ambtenaren overleggen dagelijks over het wel en wee van de buurt, ontwikkelen gebaseerd op eigen ervaringen een samenhangend sociaal beeld tot op individueel niveau. Deze teams vormen de decentrale eenheden die het gemeentelijke beleid uitvoeren. Elke team heeft een eigen manager en budget en maximale beleidsvrijheid op de specifieke problemen met zijn team op te lossen. Het lijkt simpel, maar een dergelijk ‘functionele ontkokering’ vereist een complete aardverschuiving in de lokale bestuurlijke organisatie.

Bij dit takenpakket hoort een gemeente die niet groter maar ook niet kleiner is dan veertig- tot zestigduizend inwoners. De minimumomvang is nodig om een redelijk potentieel van geschikte volksvertegenwoordigers te kunnen voortbrengen. (zie hieronder).

 Kijken we naar het bestuur zelf dan is er een dubbelslag te maken. De eerste slag is vier jaar geleden gestart met de dualisering van het lokale bestuur.  De tweede slag is helaas gestrand in de eerste kamer: de gekozen burgermeester.  Dualisering zonder een gekozen burgermeester is een gedrocht. Het is een onduidelijk systeem dat voor raadsleden (laat staan de burger) nauwelijks te begrijpen is. In de Raad speelt het monisme nog steeds een grote rol. De Raad stelt de kaders vast. Het gevolg: begrotingsbehandelingen op hoofdlijnen die niemand bevredigen. Eeuwige competentiekwesties. De partijen die zitting hebben in B&W binden zich aan een collegeakkoord wat vele oude monistische reflexen oplevert. De kaderstelling zou daarom uit het takenpakket van de Raad geschrapt moeten worden zodat raadsleden explicieter volksvertegenwoordigers en daarmee belangenbehartigers kunnen worden. Het uit te voeren collegeprogramma zal door de gekozen burgermeester moeten worden opgesteld en is mede inzet van zijn verkiezingen. Dat maakt de zaken helder.

Die dubbele stem van de burger: een voor de gekozen burgemeester die natuurlijk zijn eigen team van wethouders behoort te kunnen samenstellen, en een voor de volkvertegenwoordiging is van vitaal belang voor het dichten van de kloof.

Momenteel is er grote onvrede bij de burgers over bestuur en volksvertegenwoordiging. De onvrede zie je terug in de oprichting van vele buurtgroepen, actiegroepen, bewonersplatforms en protestbewegingen die in lange hoorzittingen en inspraaksessie bestuur en volksvertegenwoordiging op hun hand proberen te krijgen. Niet zelden lopen ze stuk op de bureaucratische muren van overheid en bestuur. In het nieuwe systeem zal de stem van de burger worden opgepakt door de nieuwe volksvertegenwoordiger. Dat zal even wennen zijn. Er zullen felle discussies tussen Raad en College ontstaan. Maar het is beter die discussie in een gereguleerde bestuurlijke omgeving te hebben dan, zoals nu het geval is, ‘buiten het bestuur’ om waarbij het wantrouwen van de burgers richting bestuur alsmaar toeneemt.

Na enkele jaren dualisering in de praktijk zien we voorzichtig dat Raadsleden weer iets van die rol op zich nemen. De besluitvorming in de Raad, die vroeger meestal een rituele dans was wordt nu steeds ongewisser. Wethouders worden sneller naar huis gestuurd. De Raad wordt ‘onberekenbaarder’. Dat  is de prijs die we moeten betalen voor een ander belangrijk goed: betrokkenheid van kiezer bij het bestuur. Die betrokkenheid komt direct tot uitdrukking in de standpunten die Raadsleden verwoorden. Zij zullen meer de vertolkers worden van het burgerlijke verzet tegen beleidsvoorstellen. Daarmee zal een belangrijk deel van het  burgerlijk activisme, dat nu nauwelijks bestuurlijk is ingekaderd, naar het raadsdebat terug worden gedirigeerd. Burgers zullen weer het idee krijgen dat hun stem ook een bestuurlijke klank krijgt. En zo hoort het ook.

Maar de keerzijde is ook duidelijk. B&W zullen onder het regiem van dualisering steeds meer moeite krijgen beleidsvoorstellen door de Raad te krijgen. Dat vraagt niet alleen om goede bestuurders maar tegenover de ‘onberekenbare’ Raad zal ook een Dagelijks Bestuur moeten staan dat als eenheid kan opereren, een hecht team van bestuurders dat ook een eigen mandaat heeft. En precies dat wordt gerealiseerd met het voorstel voor een gekozen burgermeester. De burger krijgt twee stemmen, een voor de burgermeester en één voor de gemeenteraad. En dat schept nieuwe verhoudingen in de lokale politiek en dicht de kloof tussen burger en bestuur.


donderdag 19 januari 2012

Beaumol, ziekte of wet?

Maarten van Schinkel stelt (NRC 12 januari) dat het SCP in haar rapport ‘Waar voor haar belastinggeld’ de vinger op de zere plek legt. De relatieve kostprijs daalt in de markt, en stijgt bij de overheid. De publieke sector heeft last van de ziekte van Beamol. Er is maar een remedie tegen deze ziekte, hoe moeilijk ook: “een stabiele kostenontwikkeling en die is enkel te bereiken door een stijging van de productiviteit.”

Beaumol is echter geen ziekte maar een wet. De relatieve kostprijs van de overheid stijgt namelijk omdat publieke diensten en taken over het algemeen handwerk zijn,  waarvan de productiviteit  lager is dan ander sectoren in de markt. Je kunt het ook anders zeggen, de overheid krijgt deze laag-produktieve taken en mensen (sociale zekerheid!) toebedeeld omdat, bij het huidige fiscale stelsel, de markt geen winst kan behalen met deze taken. Ze worden door de markt afgestoten naar de overheid. Het is ronduit bizar dat overheid verwacht dat juist marktwerking, prestatiemeting en productiviteitstijgingen de oplossingen zijn voor de kostenstijging van de staat. Het netto effect daarvan is namelijk dat de handen meer werk doen in dezelfde tijd, en/of minder betaald krijgen voor hetzelfde werk. Met wetmatige zekerheid kan je voorspellen dat de kwaliteit van de dienstverlening zal worden aangetasten. Niet Beaumol maar het marktdenken in de publieke sector maakt de samenleving ziek. 
Als je de natuurlijke verschillen tussen overheid en markt eenmaal accepteert, dan is de structurele oplossing  het belasten van van de hogere  productiviteit van de markt en die middelen gebruiken om de minder productieve overheidstaken te financieren. Dat is geen ‘marktje pesten’, maar een eenvoudige negatieve feedback: als de markt in staat is winst te maken met behoud van minder produktieve taken en mensen, zullen de overheidsuitgaven dalen en zal de belastingdruk op de markt weer afnemen. Alleen door deze terugkoppeling ontstaat een gezonde en stabiele samenleving.