Pagina's

donderdag 19 januari 2012

Beaumol, ziekte of wet?

Maarten van Schinkel stelt (NRC 12 januari) dat het SCP in haar rapport ‘Waar voor haar belastinggeld’ de vinger op de zere plek legt. De relatieve kostprijs daalt in de markt, en stijgt bij de overheid. De publieke sector heeft last van de ziekte van Beamol. Er is maar een remedie tegen deze ziekte, hoe moeilijk ook: “een stabiele kostenontwikkeling en die is enkel te bereiken door een stijging van de productiviteit.”

Beaumol is echter geen ziekte maar een wet. De relatieve kostprijs van de overheid stijgt namelijk omdat publieke diensten en taken over het algemeen handwerk zijn,  waarvan de productiviteit  lager is dan ander sectoren in de markt. Je kunt het ook anders zeggen, de overheid krijgt deze laag-produktieve taken en mensen (sociale zekerheid!) toebedeeld omdat, bij het huidige fiscale stelsel, de markt geen winst kan behalen met deze taken. Ze worden door de markt afgestoten naar de overheid. Het is ronduit bizar dat overheid verwacht dat juist marktwerking, prestatiemeting en productiviteitstijgingen de oplossingen zijn voor de kostenstijging van de staat. Het netto effect daarvan is namelijk dat de handen meer werk doen in dezelfde tijd, en/of minder betaald krijgen voor hetzelfde werk. Met wetmatige zekerheid kan je voorspellen dat de kwaliteit van de dienstverlening zal worden aangetasten. Niet Beaumol maar het marktdenken in de publieke sector maakt de samenleving ziek. 
Als je de natuurlijke verschillen tussen overheid en markt eenmaal accepteert, dan is de structurele oplossing  het belasten van van de hogere  productiviteit van de markt en die middelen gebruiken om de minder productieve overheidstaken te financieren. Dat is geen ‘marktje pesten’, maar een eenvoudige negatieve feedback: als de markt in staat is winst te maken met behoud van minder produktieve taken en mensen, zullen de overheidsuitgaven dalen en zal de belastingdruk op de markt weer afnemen. Alleen door deze terugkoppeling ontstaat een gezonde en stabiele samenleving.