Pagina's

zondag 14 augustus 2011

De zekerheid van het geloof



Swaab vraagt zich (op www.joop.nl)  af waarom zoveel mensen religieus zijn. In zijn antwoord verengt hij religie tot spiritualiteit. “Religie is de lokale invulling van onze spirituele gevoelens.” Dat lijkt me onjuist. Veel mensen zijn religieus zonder enige spirituele ervaring. Spirituele ervaringen is voor sommigen de opmaat naar religie, maar voor de grote meerderheid heeft religie niets te maken met chemische boodschappers zoals serotonine, met een God Gene (2004) of met waanvoorstellingen (Dawkins), maar alles met de onzekerheid van het bestaan en de wijze hoe de menselijke hersenen daarmee omgaan. Onze hersenen hebben twee kerntaken: vastleggen en handelen. Dat vastleggen is ongeclausuleerd en onvoorwaardelijk. Alles wordt zonder discussie opgeslagen.


Deze ongeclausuleerde opslag is onderdeel van menswording en is met name in de kinderjaren van vitaal belang. Voordat een kind een trap kan oplopen zijn moeten de hersenen eerst geprogrammeerd worden met die vaardigheid. Dat is een proces, letterlijk, van vallen en opstaan. Uiteindelijke vertrouwen we blindelings op het ‘hersencircuit voor traplopen’. Sterker nog, als we het programma gaan ‘bevragen’, als we er over gaan nadenken, is het risico groot dat we van de trap af vallen. De programmering van religie, cultuur, emoties en het zelfbeeld gaat op dezelfde onbetwijfelbare wijze met dezelfde onderliggende bedoeling: Zekerheid geven aan het (individuele) bestaan.


Swaab onderschat nut en noodzaak van deze programmering. Hij zegt ”Jonge kinderen hebben nog geen geloof, maar het wordt er bij hen door de christelijke, islamitische of joodse ouders ingeprent in een vroege ontwikkelingsperiode waarin ze zonder enige vorm van discussie of twijfel alles voor waar aannemen wat van de ouders komt. Zo worden de religieuze ideeën van generatie op generatie overgedragen en vastgelegd in onze hersencircuits. Jammer, want je hoeft kinderen niet te indoctrineren met religie. Ze kunnen hun spiritualiteit ook uitstekend inzetten voor kunst, wetenschap, milieu, of simpelweg om anderen, minder bevoorrechte mensen, een plezierig leven te geven. Kinderen zouden niet moet leren wat ze moeten denken, maar hoe ze kritisch moeten denken, en in volwassenheid hun eigen levensbeschouwelijke keuzes moeten kunnen maken. Het per religie gescheiden onderwijs voor jonge kinderen is niet alleen funest voor zo’n kritische ontwikkeling, maar vergemakkelijkt bovendien een afwijzende houding ten opzichte van andere geloven.”


Hij maakt hier een denkfout. Als wetenschapper overschat hij de betekenis van het kritisch denken voor menswording, en onderschat hij de betekenis van programmering, laten we dat het ‘dogmatisch denken’ noemen voor menswording. Kritisch denken is vol twijfel en onzekerheden. Dogmatisch denken is kritiekloos en van absolute zekerheid. De werkelijkheid van de mens is een onmetelijke zee van prikkels. Zonder een dogmatische ordening in die zee aan te brengen zouden we niet kunnen overleven. Het traploop-circuit is een primitieve zekerheid in ons motorisch handelen. Een religie is een zekerheid van een ‘hogere orde’, maar verder vergelijkbaar met traplopen. Een geloof geeft het bestaan zekerheid. Een mens die gelooft in (zijn vaardigheid tot) traplopen of God schept zijn eigen handelingsruimte. De programmering van onze hersenen is dus geen kritische rationaliteit, het is een geloven. Onvoorwaardelijk, zonder disucssie accepteren dat het zo werkt, op basis waarvan we weer kunnen handelen.


Een opvoeding ‘zonder dogma’s’ en uitsluitend ‘kritisch leren denken’  is, zo vrees ik, desasstreus voor het welbevinden van het individu. Kinderen die niet geprogrammeerd worden, die niet gevoed worden met absolute zekerheden over gezin, cultuur, religie zullen ongelukkige kinderen worden. Programmering is nodig om een plaats te voelen. Pas als de plaats gegeven is kunnen we de plaats bevragen, kunnen we leren kritisch te zijn op ons dogmatisch denken. We moeten dus beiden doen: eerst kinderen hun plaats in de samenleving geven, en ze daarna het vermogen geven om die plaats te veranderen.


Wetenschappers, zoals Swaab, zijn getraind de werkelijkheid inclusief het geloof systematisch te bevragen. Dat is echter geen genetisch gegeven maar het resultaat van een proces van langdurige scholing, waarbij de regels van denken en taal etc etc worden doorgrond. Marx stelde geringschattend religie gelijk aan  ‘opium voor het volk’.  Ik denk dat we hier niet geringschattend over hoeven te doen. Zolang een volk arm en ongeschoold is, en moet vechten om te  overleven is religie een noodzakelijke bestaanszekerheid. Dat is de reden waarom mensen religieus zijn. Zodra een volk wordt geschoold en de welvaart wordt verdeeld, zoals de laatste decennia in Europa is gebeurd, worden traditionele religeuze dogma’s kritscher beschouwd. Dat zal de religie niet afschaffen, integendeel er zullen velen nieuwe (persoonlijke) religies voor terugkomen. Het kritische vermogen vernietigd geen dogma’s. Ze past ze aan!  Er komen andere zekerheden voor in de plaats. Want een mens(wording) in permanente onzekerheid is onmogelijk. Het gaat om het juiste evenwicht tussen kritisch en dogmatisch denken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten